Wanneer ik iemand nieuws ontmoet en vertel wat ik doe, ga ik er inmiddels wel vanuit dat ik minstens een van de volgende reacties krijg:
“Hè, ben je vertaler? Dat hoor je echt nooit!”
“Wauw, welke talen spreek je allemaal?” (waarna ze me met grote ogen aankijken in de hoop dat ik inderdaad vloeiend Azerbeidzjaans, Zoeloe en Filipijns spreek)
“Engelse vertalers, zijn die nog nodig ja? In Nederland spreekt toch iedereen wel Engels?”
Of, een van mijn favorieten:
“Met gebarentaal enzo?”
Schijnbaar zijn we dus best een speciaal groepje, wij vertalers. Bijzonder wel, als je je bedenkt dat een aanzienlijk deel van de tekst die je in het dagelijks leven tegenkomt, vertaald is. (Maar hopelijk wel zo goed dat je niet doorhebt dat ’t om een vertaling gaat.)
Om een antwoord te geven op al die prangende vragen over ons mooie beroep, doe ik in dit artikel graag een boekje voor je open. Hieronder heb ik 5 veelvoorkomende misvattingen over vertalers opgesomd (en uitgelegd hoe de vork wel in de steel zit).
1. VERTALERS MOETEN LETTERLIJK VERTALEN WAT ER STAAT
Niets is minder waar! Sterker nog, zonder een flinke dosis creativiteit zal je het als vertaler niet ver schoppen. Tenzij je uitsluitend juridische of medische teksten vertaalt, misschien.
Natuurlijk kun je je – zeker in bepaalde vakgebieden – niet alle vrijheid veroorloven. Essentiële elementen of hele zinnen weglaten? Niet persé wenselijk. Maar dat betekent niet dat je niet kunt spelen met een vertaling. Hier een nuance, daar wat extra toelichting, en dat laatste kan wel wat beknopter worden omschreven…
Er zijn twee belangrijke redenen om de brontekst (vaktaal voor de te vertalen tekst) niet letterlijk te vertalen: cultuur en leesbaarheid.
CULTURELE ASPECTEN
Vertalen gaat niet alleen over de inhoud van een tekst overgieten in een andere taal. Het gaat ook over een tekst aanpassen aan een cultuur. Denk aan vaste begrippen – misschien wel met bepaalde connotaties – die in een andere cultuur helemaal niet zo bekend, vanzelfsprekend, of gangbaar zijn. Die zul je als vertaler toch moeten omvormen of toelichten. En wat denk je van een verschil in de (in)formaliteit, normen en waarden, soms zelfs geschiedenis van een land?
Al deze culturele aspecten kunnen een te letterlijke vertaling in het gunstigste geval onhandig, en in het slechtste geval ongepast of ronduit beledigend maken. Daarmee komt je klant natuurlijk niet bepaald goed voor de dag.
En laat dat nou nét zijn wat ze doorgaans willen vermijden wanneer ze een professionele vertaler inschakelen.
LEESBAARHEID
Naast inhoudelijk correct vertalen is de allerbelangrijkste taak van een vertaler leesbare teksten schrijven. Iedereen die wel eens een handleiding van een goedkoop product uit China heeft gelezen die duidelijk niet door iemand met 10 (of minder) vingers getikt is, weet ongetwijfeld wat ik bedoel.
Het is juist belangrijk om los te durven komen van de brontekst. Te durven spelen met woorden, volgordes, uitdrukkingen, zinslengtes. Alles wat nodig is om een goed lopende vertaling te produceren die natuurlijk wegleest – eigenlijk alsof het helemaal geen vertaling is. En geloof me – soms moet je flink aan een tekst sleutelen voordat je dat punt bereikt.
Nog iets wat je moet durven omwille van een goede leesbaarheid: taalregels schaamteloos negeren. Zoals je misschien wel merkt aan mijn schrijfstijl, durf ik de regeltjes (inmiddels, na veel pijn en moeite) hier en daar ook los te laten. Als vertaler mag je, kortom, best een beetje rebels zijn.
2. IEDEREEN KAN TOCH VERTALEN?
Tot op zekere hoogte wel, in de letterlijke zin van het woord. Goed vertalen, dat is andere koek. Geloof me, ik heb niet voor niets vier jaar een vertaalopleiding gevolgd. (En dan is het nog maar de vraag hoe goed je écht kunt vertalen zodra je met je diploma en wat stage-ervaring de arbeidsmarkt opgaat.)
Voor mijn opleiding vertaalde ik af en toe al hobbymatig (nerd alert), en dacht ik ook dat ik ’t best prima kon. Ik sprak immers redelijk vloeiend Engels, en Nederlands was mijn moedertaal. Hoe moeilijk kan het dan zijn? Maar als je me nu één van mijn oude vertalingen en een rode pen zou geven, zou ik je niet kunnen voorspellen wat er eerder opraakt: de pen of mijn geduld.
3. EEN VERTALER IS EEN WANDELEND WOORDENBOEK
Wrong! Ook vertalers moeten regelmatig woorden opzoeken in het woordenboek. Al is het maar om synoniemen, lidwoorden of voorbeeldzinnen op te zoeken – the dictionary is a translator’s best friend.
Het gaat er uiteindelijk natuurlijk om dat vertalers weten wat ze met die informatie moeten doen. Hoe ze die informatie in een vorm kunnen gieten zodat de lezer het wél begrijpt. Geen wandelend woordenboek dus – eerder een wandelende omvormer.
4. ALS VERTALER MOET JE ALLES KUNNEN VERTALEN
Alsjeblieft niet, zeg! Met een mega-ingewikkeld patent of een dossier vol medische termen hoef je bij mij niet aan te komen. Hoewel ik mezelf (en bijna alle andere vertalers) zou omschrijven als een duizendpoot, is het zeker niet zo dat we alle soorten teksten zomaar aankunnen. Ik bedoel, we zijn geen superhelden.
Een tekst kun je pas écht goed vertalen als je 100% begrijpt wat er staat. Logisch. En je kunt nu eenmaal niet overal alles van weten. Ik voel me vertrouwd met veel verschillende gebieden en tekstsoorten, maar wanneer iets echt buiten mijn comfort zone ligt, bedank ik toch vriendelijk. Anders doe ik mezelf, de klant en de lezer daar absoluut geen plezier mee.
5. VERTALERS STAREN DE HELE DAG NAAR EEN TEKST (SAAI!)
Integendeel: mijn beroep is juist heel interessant, gevarieerd en uitdagend. Vind ik dan – ik kan niet voor een ander spreken. Ik moet er ook niet aan denken om de hele dag met ingewikkelde formules bezig te zijn, terwijl anderen daar dan weer dolgelukkig van lijken te worden.
Vertalen is eigenlijk een ontzettend veelzijdig beroep. Als zelfstandig vertaler werk je (als het goed is) voor verschillende klanten. Daardoor heb je vanzelfsprekend te maken met veel verschillende tekstsoorten, onderwerpen en doelgroepen. Je vertaalt over van alles en nog wat, en ondertussen leer je iedere dag wel iets bij. Soms over de meest specifieke, aparte onderwerpen die je je maar kunt bedenken. Best leuk hoor!
Het is ook zeker niet zo dat je de hele dag aan het typen bent en naar teksten zit te staren. Gelukkig niet, want daar zou ik ook niet bijzonder vrolijk van worden. Vertalen is onlosmakelijk verbonden met heel veel Googlen (of in mijn geval Ecosia-en), uitpluizen, onderzoeken, en herschrijven. Allesbehalve eentonig.
TOT SLOT…
Vertalen is en blijft een vak. Een vak waar iedereen z’n eigen idee bij heeft – dat blijkt wel uit dit artikel. Gelukkig vind ik het niet erg, die aannames en herhaalde vragen over vertalers. Dan heb ik namelijk een goed excuus om uit te weiden over een van de leukste beroepen die er zijn. Lekker blijven vragen dus, dan blijf ik lekker vertellen.